Gebiedsbiografie Leidschendam-Voorburg

Samen met Cathelijne van Andel en Johanna van Doorn schreef ik een gebiedsbiografie over de gemeente Leidschendam-Voorburg.

In opdracht van Cathelijne van Andel en gemeente Leidschendam-Voorburg, in samenwerking met Cathelijne van Andel en Johanna van Doorn, 2024-2025

Leidschendam-Voorburg herbergt een enorme landschappelijke rijkdom, die te danken is aan de ligging op de grens tussen twee type landschappen. Ten westen van de Vliet bevinden zich lange zandruggen met bossen en landgoederen. Ten oosten van de Vliet strekt zich een lappendeken aan droogmakerijen uit, met dijken, weteringen en eindeloze vergezichten. Na een fusie in 2002 bestaat de gemeente uit de steden Leidschendam en Voorburg, maar ook uit het dorp Stompwijk, buurtschap Wilsveen en recreatiegebied Vlietland. De gebiedsbiografie laat zien hoe het gebied in de loop van de tijd vorm kreeg onder invloed van de wisselwerking tussen mens en natuur. Een gebiedsbiografie kan worden ingezet bij gebiedsontwikkeling, visievorming, participatie en het maken van keuzes met betrekking tot erfgoed en ruimte.

Dijkbiografie Den Elterweg Zutphen

Deze biografie maakt de ruimtelijke geschiedenis inzichtelijk, voorziet in een inventarisatie van betekenisvolle plekken en aanbevelingen voor de omgang met het landschap.

In opdracht van Waterschap Rijn en IJssel en de gemeente Zutphen, in samenwerking met Johanna van Doorn, 2025

Deze dijkbiografie biedt inzicht in de geschiedenis van het landschap en biedt concrete handvatten om de dijkversterking vorm te geven. Het gebied tussen de Zutphense uitbreidingswijk Zuidwijken en gemaal de Baakse Beek kent een fascinerende geschiedenis. Het dijktracé langs de IJssel is hier namelijk opvallend jong, pas aangelegd na de Tweede Wereldoorlog. In de eeuwen daarvoor werden natuurlijke hoogtes in het landschap benut om de voeten (zo goed en kwaad als dat ging) droog te houden. De IJssel is een piepjonge rivier met een onrustig karakter. Zo werd het kerkdorp Wichmond meerdere malen door het water verzwolgen. Pas aan het begin van de zeventiende eeuw lukte het om de rivier min of meer op de huidige koers te houden. Daarna had het gebied eeuwenlang een militaire betekenis als inundatiegebied om Zutphen te kunnen beschermen tegen vijandige invallen. Daarbij was de Emmerikseweg een van de belangrijkste regionale handelsroutes, met herbergen, aanlegkades en pontverbindingen. Door de eeuwen heen was de betekenis van de IJssel veranderd van handelsroute tot militaire verdedigingslinie en toeristische bestemming. Binnen deze rijke historische gelaagdheid werkt het Waterschap Rijn en IJssel aan een dijkversterking. Om deze opgave goed aan te kunnen pakken, mét oog voor het bestaande landschap en cultuurhistorie is een dijkbiografie gewenst.

Beeld: de werking van de Baakse Overlaat, waarbij het water naar het noorden stroomde en via de Tolbrug en Doorlaatbrug in Warnsveld kon wegvloeien via de Berkel. 1880, Erfgoedcentrum Zutphen.

Werf West Amsterdam

Onderzoek naar de voormalige NDSM-scheepsreparatiewerf met een indrukwekkend industrielandschap, gedomineerd door betonnen droogdokken.

In opdracht van TT Vasumweg, 2025

‘De werf wordt gevestigd aan den ingang van het Noordzeekanaal en zal voorzien zijn van de meest moderne dokinrichtingen. In plaats van scheepshellingen zullen dokputten worden ingericht; iedere put zal zijn voorzien van eigen installatie en waterregeling. Wanneer het z.g. “casco” van een schip is gebouwd, zoodat het te water wordt gelaten, wordt de dokput met water gevuld. Het in den dokput toegelaten water zal komen uit een daarvoor
bij het werfterrein te graven kanaal, dat een zijvaart van het Noordzeekanaal zal zijn. De gereedgekomen romp van het schip zal op die manier uit den dokput het kanaal invaren en daar worden afgewerkt. Schepen, die er komen dokken, leggen dien waterweg in tegenovergestelde richting af.’

Dit schreef het Algemeen Handelsblad op 8 november 1920 over de hypermoderne scheepswerf in aanbouw van de net opgerichte Nederlandsche Dok Maatschappij. Het terrein, dat later bekend zou komen te staan als Werf West, is de laatste scheepsreparatiewerf in Amsterdam die nog als zodanig in gebruik is. Dit gebied is onderdeel van Havenstad en moet in de toekomst getransformeerd worden tot multifunctionele stadswijk. Om een goede afweging te kunnen maken is een cultuurhistorisch gebiedsonderzoek met een inventarisatie van waardevolle erfenissen nodig. In combinatie met dit cultuurhistorische gebiedsonderzoek is ook een transformatiekader gewenst: aanbevelingen die gaan over het ‘laadvermogen’ van de locatie.

Beeld: overzicht van het terrein in 2011, Stadsarchief Amsterdam.

Transformatiekader stationsgebied Hoofddorp

Dit gebied is al decennialang volop in ontwikkeling. Ik schreef een transformatiekader om handvatten te bieden voor de toekomst.

In opdracht van de gemeente Haarlemmermeer, 2025

In 1995 presenteerde het Amsterdamse architectuurcentrum ARCAM een kaart van toekomstplannen in de regio rond Amsterdam. Hierop was te zien dat Haarlemmermeer de plek was (en is) waar alle dynamiek in de regio moest plaatsvinden. De Volkskrant schreef: ‘Er is geen bonk klei in de Haarlemmermeer die niet wordt omgewoeld, de komende jaren. De kapitale boerderijen aan de kaarsrechte vaarten wacht een ongekende scènewisseling. Daar is een sluipend proces voorafgegaan dat zich het best laat illustreren aan de hand van de werkgelegenheid: in de naoorlogse jaren verdiende 98 procent van de bevolking zijn kost in de landbouw. Nu is dat precies omgekeerd: 2 procent. […] Nog niet lang geleden typeerde een landschapsarchitect de Haarlemmermeer als ‘het schrobputje van westelijk Nederland.’ Het schrobputje evolueert naar mainport, naar dè plaats waar in Nederland het geld verdiend wordt.’[i]

Het is illustratief voor het gebied rondom de spoorzone in Hoofddorp, waar de ontwikkelingen na de opening van de Schipholspoorlijn in 1981 in een stroomversnelling kwamen. Recentelijk heeft de gemeenteraad van Haarlemmermeer het Ontwikkelkader Spoorzone Hoofddorp vastgesteld, waarin een ruimtelijke strategie is uitgestippeld om het Stationskwartier en Graan voor Visch Zuid te ontwikkelen tot een stedelijke mix van wonen, werken, winkels en groen. In 2025 worden de plannen verder uitgewerkt in stedenbouwkundige plannen en beeldkwaliteitsplannen. Om grip te krijgen op de bestaande identiteit van het gebied schreef ik een cultuurhistorische analyse en een transformatiekader met aanbevelingen voor de toekomst.

Beeld: maquette van bedrijventerrein Beukenhorst in Hoofddorp in de periode 1985-1990. [Noord-Hollands Archief]


[i] J. Huisman, ‘Amsterdam ontploft’, uit De Volkskrant 9 december 1995

De Rotterdamse haven en infrastructuur in 1965-1990

Dit essay getiteld ‘Tussen machinerie en menselijkheid’ vormt een vertrekpunt voor een inventarisatie van het post65-erfgoed in Rotterdam.

In opdracht van gemeente Rotterdam, in samenwerking met Johanna van Doorn, 2024-2026

Na de oorlog stroopten de Rotterdammers de mouwen op om de puinhopen op te ruimen en de haven en de stad – in die volgorde – te herbouwen. Ongelimiteerde economische, technologische en ruimtelijke groei was het devies. Aan het einde van de jaren zestig leken de grenzen van groei en maakbaarheid echter bereikt. Toch groeide Rotterdam uit tot de grootste haven ter wereld en wist die positie ook (van 1962 tot 2003) vast te houden. De periode 1965-1990, ook wel post65-periode genoemd, was een tijd waarin tegenstrijdige bewegingen tegelijk optraden of op elkaar reageerden. Dat is niet alleen kenmerkend voor de ontwikkeling van de Rotterdamse haven, maar ook voor de infrastructuur.

Soms vertellen de plannen die niet werden uitgevoerd ons meer over de tijdsgeest dan de projecten die er wel kwamen. Denk hierbij ook aan de veranderende betekenis van de auto. In het Basisplan uit 1946 van Cornelis van Traa, dat de basis vormde van de wederopbouw van Rotterdam, kreeg de auto ruim baan door grote verkeersdoorbraken en immense verkeerspleinen. In de jaren zeventig werd hier (deels) op teruggekomen. Zo leidden de immense sloopplannen waarmee het Rottetracé en de Willemsverbinding gepaard gingen tot hevige protesten. De Rotterdammers lieten steeds luider hun stem horen over het gemis aan herbergzaamheid in hun stad en streden voor instandhouding van hun wijken en de groene kwaliteit van hun leefomgeving. De post65-periode wordt gekenmerkt door toenemende aandacht voor de menselijke maat, terwijl de machinerie van de haven onverlet verder dendert.

Dit essay is het startpunt voor een inventarisatie van het post65-erfgoed gerelateerd aan de Rotterdamse Haven en infrastructuur.

Beeld: luchtopname van het windscherm tussen de Calandbrug over het Calandkanaal en de Rozenburgsesluis, 1987. Het windscherm bestaat uit halfronde betonnen elementen van 25 meter hoog, ontworpen door gemeentearchitect Maarten Struijs, landschapsarchitect Frans de Wit en constructeur Jopp Schilperoord. Bron: Stadsarchief Rotterdam

Hoogbouw Soesterkwartier Amersfoort

Een architectuurhistorische waardestelling over de eerste hoogbouw van Amersfoort.

In opdracht van LAP Landscape & Urban Design, 2025

“Het Soesterkwartier te Amersfoort staat aan de top van de Europese stedebouw; eindelijk een warmmenselijke en geen machinale sfeer” (Baupflegeamt Westfalen).
“Op Amersfoort en Emmen zijn we jaloers (architect uit Noorwegen).
“Amersfoort toont de humanisering van de woningbouw” (Duitse studentengroep)

Deze greep aan reacties is te lezen in het tijdschrift BOUW uit 1954. Het Soesterkwartier trok bezoekers uit binnen- en buitenland als een van de Europese voorbeeldwijken van naoorlogse stedenbouw, met een grote mate van samenhang, doorlopend groen tussen de strokenbouw en vernieuwende woningtypes voor diverse doelgroepen. Hier realiseerde David Zuiderhoek de eerste ‘hoogbouw’ van Amersfoort: acht flats van vijf bouwlagen hoog. Deze portiekwoningen zijn tegenwoordig in bezit van De Alliantie, die voornemens is om ze te renoveren of te vervangen door nieuwbouw. Om deze afweging goed te kunnen maken schreef ik een architectuurhistorische waardestelling.

Assendelft

Een cultuurhistorische verkenning naar het gebied tussen de Noorderveenweg en de Communicatieweg West.

In opdracht van gemeente Zaanstad, 2025

Gemeente Zaanstad werkt aan gebiedstransformaties in zogenaamde MAAK-gebieden waarbij wordt ingezet op nieuwe woningen en voorzieningen met aandacht voor erfgoed en cultuurlandschap. Voor elk deelgebied worden gebiedsstrategieën opgesteld, waar een cultuurhistorische verkenning een integraal onderdeel van is. Het onderzoeksgebied omvat grofweg het gedeelte van Assendelft tussen de Noorderveenweg en Communicatieweg West, waarmee het een oude stedenbouwkundige structuur van een smal dorpslint omvat, maar ook de komvorming als gevolg van naoorlogse uitbreidingen aan de Communicatieweg.

Samen met Oostzaan en Westzaan is Assendelft een van de oudste lintdorpen van de Zaanstreek. De middeleeuwse ontginning van het veengebied met opstrekkende strokenverkaveling is nog steeds herkenbaar in het landschap. Het totale lintdorp heeft een indrukwekkende lengte van circa 7 kilometer en werd in de 20ste eeuw op diverse plaatsen uitgebreid met nieuwe wijken. Zo tekende het bekende Rotterdamse stedenbouwkundige bureau van Pieter Verhagen en Grandpré Molière in de jaren twintig een uitbreidingsplan voor Assendelft.

Almere-Stad Centrum

Cultuurhistorische gebiedsanalyse van de post-65-periode van Almere-Stad Centrum.

In opdracht van gemeente Almere, in samenwerking met Victorien Koningsberger, 2024

De aanleiding voor deze cultuurhistorische analyse (quickscan) is de door de gemeenteraad vastgestelde cultuurhistorische waardenkaart en erfgoednota. Een reeks wijkbiografieën geeft meer inzicht in de waarden van de diverse post-65 wijken die Almere rijk is. De eerste in deze reeks is de cultuurhistorische analyse van Almere-Haven Centrum die ik en Victorien Koningsberger in 2022 hebben opgesteld. Het vervolg is gericht op de tweede stadskern van Almere. Waar Almere-Haven in de jaren zeventig tot stand was gekomen als een kleinschalig Zuiderzeestadje aan het water, kreeg het nieuwe stadscentrum een heel ander gezicht. Als economisch, bestuurlijk en cultureel hoofdcentrum voor heel Almere, geprojecteerd in het geografische zwaartepunt, kreeg het gebied een grootstedelijke uitstraling. De ontwerpers van Projektburo Almere leverden samen met ontwikkelaars, architecten en bouwers in een relatief kort tijdsbestek van zo’n tien jaar een huzarenstukje af. In de tijdlaag uit de jaren tachtig zijn de veranderende ideeën over stedenbouw en architectuur duidelijk weerspiegeld. Binnen een strak rechthoekig raster van straten en straatblokken hebben zichtlijnen, bijzondere stedelijke ruimtes en markante bouwwerken de basis gelegd voor het centrumgebied zoals we dat nu kennen. Onderwerp van het onderzoek waren de ideeëngeschiedenis en de ruimtelijke uitgangspunten, zoals die vanaf 1974 zijn geformuleerd. Voor dit onderzoek beschouwden we de situatie in 1993 als beëindiging van het oorspronkelijke centrumgebied.

Beeld: maquette van het centrumplan, 1978. [Bron: Flevolands Archief]

Grand Theatre, Groningen

Een architectuurhistorische verkenning als onderlegger voor verduurzamingsmaatregelen.

In opdracht van Archipunt, 2024

‘Groningen is een openluchtmuseum van eigengereide Amsterdamse Schoolarchitectuur’, kopte De Volkskrant op 13 juli 2024. In dit artikel wordt het Grand Theatre aan de Grote Markt 35 in Groningen genoemd als ‘architectonisch pronkjuweel’ en een typisch voorbeeld van de ‘Amsterdamse School op zijn Gronings’. Het rijksmonumentale Grand Theatre uit 1929 (monumentnummer 485626) kent een bewogen geschiedenis, eerst als bioscoop en vanaf de jaren tachtig als theater. In het kader van het ontzorgingsprogramma van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, waarbij eigenaren van rijksmonumenten worden ondersteund bij de verduurzaming van hun rijksmonument, wordt dit gebouw momenteel onderzocht door Archipunt. Deze architectuurhistorische verkenning fungeert als onderlegger om te bepalen welk pakket aan maatregelen optimaal is, zodat het gebouw verduurzaamd kan worden mét behoud van cultuurhistorische waarden.

Monumentenselectie Beemster

In opdracht van MOOI Noord-Holland schreef ik redengevende omschrijvingen voor aan te wijzen monumenten in de Beemster.

In opdracht van MOOI Noord-Holland, 2024

Samen met een team van experts heeft de gemeente Purmerend meer dan dertig cultuurhistorisch waardevolle panden geselecteerd, met het doel om te onderzoeken of deze bouwwerken in aanmerking komen voor de status van gemeentelijk monument. Denk hierbij aan (stolp)boerderijen, woonhuizen, een weegbrug, een gemaal en (herbestemde) schoolgebouwen en melkfabrieken. Deze panden zijn onderzocht door MOOI Noord-Holland door middel van redengevende omschrijvingen. Dat zijn bondige teksten, rijk geïllustreerd met foto’s en bouwarchieven. Hierin komen de stedenbouwkundige-, architectuurhistorische- en cultuurhistorische waarden, gaafheid en zeldzaamheid systematisch aan bod. Ook laten de redengevende omschrijvingen een momentopname zien van de huidige staat van het pand, om latere verbouwingsaanvragen goed te kunnen beoordelen.

Beeld: kaart van de droogmakerij de Beemster, circa 1720. Bron: Waterlands Archief